De laatste doodstraf

laatsteterecht-03MAASTRICHT, 31 Oct. Heden morgen is de doodstraf voltrokken aan den persoon van J. Nathan, door het Provinciaal Geregtshof in Limburg tot die straf veroordeeld, ter zake van moord, gepleegd op zijne schoonmoeder. De veroordeelde heeft veel berouw betoond over zijne misdaad en is goed voorbereid, met kalme gelatenheid, zijne straf te gemoet gegaan.

Vandaag is het 31 oktober. Op deze zelfde dag, 153 jaar geleden, werd in Nederland de laatste doodstraf toegepast. Maastricht is de stad waar voor het laatst iemands leven bij wet werd afgenomen. Tussen 1850 en 1860 werden overigens nog maar acht van de 79 uitgesproken doodvonnissen uitgevoerd. In 1870 is de doodstraf officieel afgeschaft.

Maastricht beschikte in het midden van de 19e eeuw niet meer over een eigen schavot. De stellage moest per boot vanuit Amsterdam gebracht worden, waar ze op de zolder van het Justitiepaleis stond opgeslagen. De Amsterdamse aannemer Johan Van der Kleij zorgde voor het vervoer van het schavot en was ook verantwoordelijk voor de opbouw ervan voor het Maastrichtse stadhuis. Het schavot, dat in hoogte reikte tot aan de eerste verdieping van het stadhuis, was rondom behangen met zwarte stof en gekroond met een beeld van Vrouwe Justitia.
(Ook zonder beul was het schavot een gevaarlijke plek: bij het afbreken viel Van der Kleij van de stellage en moest meer dan twee weken in het ziekenhuis Calvariënberg worden verpleegd. Twee jaar eerder gebeurde eenzelfde ongeluk.)

Wat de op de Markt in de Limburgse hoofdstad samengestroomde menigte niet wist, niet kon weten: de 27 jarige Joannes Nathan, schuldig bevonden aan moord op zijn 70-jarige schoonmoeder Sophie Driessen-Corsten uit Broeksittard, was de laatste die in Nederland op grond van het burgerlijk strafrecht in het openbaar terechtgesteld zou worden.

Daags te voren had hij de laatste troostmiddelen der kerk ontvangen en in den nacht, die de uitvoering der straf voorafging, heeft hij zich bezig gehouden met het schrijven van eenen brief aan zijne vrouw, terwijl hij voor voedsel een paar eijeren met wat brood en wijn verzocht, en vervolgens eene sigaar gerookt heeft. Met moeite kon hij de gevangenis verlaten, doch eindelijk is hij met moed, hoewel met wankelende schreden, naar de strafplaats gegaan, steunende op den arm van den eerbiedwaardigen geestelijke de heer Engelen, die hem tot op het schavot vergezeld heeft.’

De heer Engelen zou nog in diezelfde maand overlijden, vermoedelijk door de geestelijke stress van zijn taak. In 1858 had deze geestelijke ook al een terdoodveroordeelde begeleid, wat hem verschrikkelijk zwaar viel. Volgens het Dagblad van Zuidholland en ’s Gravenhage bracht hem dat zelfs ‘op den rand des grafs’. Alhoewel voor hem een vervanger was aangesteld, eiste Nathan toch de aanwezigheid van Engelen. ‘Deze voldeed aan dat verlangen, doch men vreest al te zeer, ten koste van zijn eigen leven.’ Zo is de naam van de heer Engelen onlosmakelijk verbonden geraakt met die van Johannes Nathan.

Het lichaam van de terechtgestelde bleef een uur hangen en werd dan in de op het platform gereedstaande kist gelegd.
De terechtstelling was geen publieke vermakelijkheid zoals dat in de middeleeuwen het geval was: Nathan liep door doodstille straten, in de huizen waren de gordijnen gesloten, kinderen werden binnen gehouden. Ook voor het stadhuis waar het grote sombere schavot was opgesteld viel een beklemmende stilte toen de droeve stoet naderde. Naast het schavot was een vertrekje ingericht waar de veroordeelde zijn laatste geestelijke bijstand ontving.

Ook in Dordrecht overheerste op 29 december 1846, ondanks een massale publieke aandacht, de stilte:
Voor het stadhuis in Dordrecht staat een galg opgesteld. Vijf mannen, veroordeeld wegens diefstal met geweld, betreden het schavot. De jongste van hen, de 26-jarige Adrianus de Koning, schreeuwt het uit als het gloeiend hete brandmerkijzer op zijn huid wordt gedrukt. De vier anderen, in de leeftijd van 27 tot 33 jaar, krijgen de strop omgeknoopt. De luiken vallen. Dood.
Het publiek dat massaal is op komen draven, houdt zich opvallend stil.

Uit de Dordrechtsche Courant
DORDRECHT, den 30 December – Gisteren is hier het arrest voltrokken van het provinciaal hof van Zuid-Holland, van 30 Mei jl., aan A. van der Schoot, C. de Knegt, J.H. Ippel, A.T. Keynemans en A. de Koning. De vier eersten zijn met de koord en de laatstgenoemde met geeseling en brandmerk gestraft. Dit treurige schouwspel, gelukkig hoogst zeldzaam hier ter stede, had eene groote massa volks op de been gebragt, doch, tot eere der menschheid zij het gezegd, geen luidruchtig gejoel liet de menigte hooren. Een stille ernst heerschte in de straten, en toen het noodlottige oogenblik daar was, dat de ongelukkigen den ijsselijken overstap gingen doen, was een diep medelijden met deze zoo zeer gezonken menschen op aller gelaat te lezen, en was de wensch duidelijk dat de menschelijke geregtigheid niet weder eene zoo zware boete mogt te vorderen hebben.
Na dat de strafoefening was voltrokken, is de menigte in stilte huiswaarts gekeerd, en die stemming bleef het overige van den dag heerschende.

werk is werk
Over een familie die tegenover het stadhuis woonde, gaat een mooi verhaal. Om het gruwelijk schouwspel van de ophanging te ontlopen had het gezin voor de nacht van 28 op 29 december 1846 een kamer geboekt in Hotel Bellevue aan de Boomstraat. ’s Morgens tijdens het ontbijt maakte de familie kennis met een buitengewoon beleefde en beminnelijke heer. Er volgde een geanimeerd gesprek, totdat de man zich verontschuldigde omdat hij moest gaan werken. Het bleek de beul te zijn die op die dag in Dordrecht zijn beroep moest uitoefenen.Dirk Jansen

Dirk Jansen was Nederlands laatste beul. De teloorgang van het legertje scherprechters begint halverwege de negentiende eeuw als de Tweede kamer de begrotingspost met salarissen verwerpt. Daardoor worden met ingang van 1 januari 1851 bijna alle beulen ontslagen. Slechts twee man, met standplaatsen in Amsterdam en Arnhem, blijven in functie.
Uiteindelijk krijgt bij Koninklijk Besluit in 1854 Dirk Jansen het ‘alleenvertoningsrecht’. Hij moet voortaan het hele land bedienen. Dat lijkt een drukke baan, maar tussen 1850 en 1860 worden nog maar acht van de 79 uitgesproken doodvonnissen uitgevoerd.

Toen in 1826 de oom van Dirk, Gerardus Jansen, overleed, solliciteerde zijn neef naar de vrijgekomen functie waarbij hij al zes jaar assistent was. De autoriteiten stelden toen al de eis die tegenwoordig nog steeds aan sollicitanten wordt gesteld: ervaring. De 25-jarige Dirk vond men te onervaren en een ander werd benoemd. Elf jaar later maakt hij, die in het dagelijks leven laarzenmaker was, alsnog promotie.

In 1870 is de doodstraf in Nederland voorgoed afgeschaft. Tijdelijk. Blijkbaar zijn er uitzonderingen die een herinvoering rechtvaardigen. In 1943 werd door de regering in ballingschap een wet ingevoerd die het mogelijk maakte een aantal delicten, in oorlogstijd gepleegd, met de dood te bestraffen. Op basis daarvan werden na de oorlog honderden doodvonnissen uitgesproken, waarvan er tussen 1946 en 1952 39 daadwerkelijk zijn voltrokken. Pas in 1981 is ook met deze wet officieel afgerekend.